Het nut van formatief toetsen
Formatieve toetsing, ook wel bekend als formatief handelen, is een krachtig instrument in het arsenaal van elke docent. Maar wat is het precies en waarom zou je het als docent moeten omarmen? Laten we dat samen ontdekken!
1. Entry and exit ticket
Net die paar minuten aan het begin of het einde van je les geven jou de gelegenheid om uit te vinden wat de leerlingen weten. Je kunt dan apps gebruiken zoals Padlet, Poll Everywhere, Google Classroom’s Question tool, Google forms, Flubaroo en Edulastic. De informatie die je uit deze toetsen krijg (hoeveel leerlingen snappen het, hoeveel snappen het gedeeltelijk en hoeveel snappen het niet) kun je dan voor je volgende les gebruiken.
Het belangrijkste bij het gebruik van deze apps zijn de vragen zelf. Natuurlijk kun je de leerlingen de vragen ook op het oude vertrouwde papier laten beantwoorden. Vragen gaan vaak direct over de doelen van je les, maar je kunt ook wat meer algemene vragen stellen, zoals:
– Welke drie dingen heb je tijdens deze les geleerd? Van welke twee dingen wil je nog iets meer weten? Noem een ding die je nog niet snapt.
– Wat zou je als docent vandaag bij deze les anders hebben gedaan?
– Wat ik vandaag interessant vond aan deze les is …….
– Op dit moment voel ik mij ….. (hier zou je zelfs een paar emoticons of emoji kunnen geven waarbij ze moeten omcirkelen hoe ze zich voelen na de les).

2. Low-stakes quizzes and polls
Als je wilt uitvinden of de leerlingen echt zoveel weten als dat je denkt, gebruik dan polls en quizzes zoals Socrative, Quizlet of spellen zoals Quizalize, Kahoot, Gimkit, Plickers en Flippity. Als docent zie je niet alleen hoe de klas presteert maar ook hoe de leerlingen individueel presteren.
Doordat je zelf de vragen ontwerpt, bepaal jezelf hoe complex de antwoorden moeten zijn. Als je vragen bedenkt die op de onderste laag van de Bloom’s taxonomie zitten, dan krijg je een beeld van de feiten die leerlingen kennen. Door meer toepassings- en inzichtsvragen te stellen krijg je een beter beeld of de leerlingen de stof ook echt snappen.

3. Dipsticks
Deze formatieve toetsen zijn net zo gemakkelijk als snel als het controleren van de oliepeil in een auto. Opdrachten die hierbij kunnen horen, zijn:
- schrijf een brief naar een vriend waarin je aangeeft waar de lesstof over gaat
- maak een tekening waarin je de lesstof uitbeeldt
- ontwerp een eigen kennistoets met 10-15 vragen over de stof
4. Interview assessments
Als je wat meer de diepte in wilt gaan om te zien in hoeverre de leerlingen de stof begrijpen, probeer dan leerlingen te beoordelen aan de hand van gesprekken. Een informeel gesprek stelt een leerling vaak op zijn/haar gemak en als het zo’n vijf minuten duurt kan het veel informatie opleveren. Vijf minuten per leerling is veel als je dit voor de hele klas zou moeten doen, maar je hoeft dit niet bij elke leerling te doen.
Het is ook mogelijk een deel van dit werk bij de leerlingen zelf neer te leggen door gebruik te maken van een peer-feedback proces zoals TAG- feedback (Tell your peer something they did well, Ask a thoughtful question, Give a positive suggestion). De TAG-feedback is ideaal voor gebruik binnen het basisonderwijs.
If summative assessment can be described as a digital snapshot, formative assessment is like streaming video. One is a picture of what a student knows that is captured in a single moment of time, and the other is a moving picture that demonstrates active student thinking and reasoning.
Van de Walle
5. Incorporate art
Overweeg om eens tekeningen/schilderijen/sculpturen/strips, fotografie, toneel of video te gebruiken als een informatieve toets. Of leerlingen tekenen, een collage maken of een video maken, je zult zien dat leerlingen een stap verder gaan in hun denkproces. Zij laten immers niet alleen laten zien dat zij de stof begrijpen, maar proberen het ook over te brengen.
6. Misconceptions and errors
Het kan je erg helpen als leerlingen kunnen aangeven wanneer ze tijdens de les de draad zijn kwijtgeraakt. Vraag leerlingen naar het meest ‘modderige’ moment van de les (het moment waarbij ze spreekwoordelijk met hun voeten in de modder staan en niet vooruit komen). Dit is het moment waarop ze het niet meer kunnen volgen, de stof door elkaar halen of beseffen dat ze er te weinig van af weten.
Een falsificatie/verificatie check kan worden ingezet om te zien of de leerlingen de stof kunnen toepassen op een stelling. Het is een type formatieve handeling waarbij leerlingen een foutieve of juiste bewering krijgen en moeten aangeven of deze wel of niet klopt.
Vraag leerlingen om datgene op te schrijven wat ze het minst begrijpen. Leerlingen denken dan na over wat ze wel en wat ze het minst begrijpen. Als een groot deel (bv >25%) aangeeft dat ze een bepaald onderwerp niet snappen dan kan de docent hier tijdens de les extra tijd voor vrij maken. Bij minder dan 25% kan de docent na de les extra uitleg geven en bij minder dan 15% kan er aanvullend extra uitleg worden meegegeven.
1. Docent geeft een foutieve of juiste bewering op Smartboard
2. Elke leerling laat via een gekleurde kaart/duim omhoog-omlaag/opstaan-zitten zien of hij/zij ermee eens is.
3. Leerlingen geven argumenten waarom ze het er niet of wel mee eens zijn.
4. Docent past zijn les aan op wat hij aan informatie krijgt.
5. Leerlingen leren uit de verschillende argumenten waarom de stelling juist dan wel onjuist is.
7. Self assessment
Vergeet niet om de experts – de leerlingen zelf – zichzelf te laten beoordelen. Je kunt vaak de rubrics aan de leerlingen geven en vragen of zij zichzelf kunnen beoordelen.
Je kunt Post-It Notes gebruiken waarbij leerlingen zelf aangeven waar ze nog aan willen werken. Vraag de leerlingen om op 3 Posti-It notes aan te geven waar ze nog meer aan willen werken en dit op het bord te plakken. Op het bord kun je eventueel met kolommen gebieden aangeven waar ze de Post-It notes kunnen plakken.
Je kunt de leerlingen ook vragen om met een kleur Post-It aan te geven of ze de stof wel of niet begrijpen. Groen geeft aan dat ze het begrijpen en aan de slag kunnen gaan met de opdrachten, geel wijst erop dat ze veel begrijpen maar sommige dingen nog onduidelijk zijn (ze kunnen dit dan ook meteen op de Post-It schrijven) en een oranje Post-It geeft aan dat ze vastlopen en het niet begrijpen.
Met wisbordjes kun je leerlingen een antwoord op laten schrijven waarmee je direct kunt zien of het goed of fout is. Volgens Bloom gaat het dan wel om de lagere denkvaardigheden zoals het inoefenen van concrete vaardigheden na de uitleg (wiskunde, rekenen, spelling etc) en het memoriseren van feitenkennis (jaartallen, topografie, groot- en eenheden bij nask).